Roucquet

“De 1906 was meer gecorseerd, een grotere wijn me dunkt!” “Hoe kun je dat nu zeggen, reageerde Coen, de 1920 is veel eleganter, een echte premier cru!” Het was Kerstmis 1935. Mijn vader kan zich als kind de superlatieven over de Margaux 1906 en 1920 nog goed heugen. Elk jaar rond de Kerst schonk zijn vader het beste uit zijn kelder aan zijn neven Coen en Cees. Opa, oom Coen en oom Cees kwamen er maar niet uit welk jaar nu beter was.

Cees (l) & Coen (r) met vrouwelijk schoon tijdens een potje tennis

U begrijpt, wijn werd in mijn familie met de paplepel ingegoten. Dat was ook letterlijk wel een beetje zo. Pa werkte bij Heineken op de Noordsingel in Rotterdam. Aan tafel hadden mijn broertje en ik drie opties; Heineken in een ‘deukje’, wijn met water of water. Een ‘deukje’ was een klein glaasje met aan de onderkant deukjes waar je vingers precies in paste. Of ze speciaal voor kinderen gemaakt waren weet ik niet, maar mijn vader dronk zijn bier in ieder geval uit een vaasje. Zondags was er SiSi, maar echt alleen op zondag.

Si-Si?

De wereld van wijn bleef lang een schimmige. Behoud van reputatie was belangrijker dan kwaliteit. Zo kocht mijn oma ooit – opa was reeds overleden – bij de Albert Heijn een Chateau Margaux uit 1972. Het was helaas een zuur en waterig wijntje, niet veel beter dan de Pinard, de huiswijn van de Appie.

De eerste die de schimmige wijnwereld doorprikte was Robert Parker. Hij hanteerde heldere maatstaven en gaf wijnen een waardering tussen de 50 en 100 punten. De wijnwereld stond op z’n kop! Vele gerenommeerde wijnhuizen werden met de grond gelijk gemaakt, ook in de Bordeaux, maar vooral in de Bourgogne. Volgens Parker was het simpel. Goede wijn wordt gemaakt door een hardwerkende boer en met rijpe druiven. De tijd van ‘elegante’ wijnen van onrijpe druiven was definitief voorbij.

Robert Parker’s Vintage Wine Chart

“I only cellar 92+ wines, Anton. Parker is the man with the Paragon palate. He is always right”.
Ian Lloyd was een bridgevriend met een imposante wijnkelder. Officieel was hij filmproducer. Zat hij zonder werk dan gingen er wat kisten naar Christies en kon hij weer een paar maanden vooruit. In 1992 kocht ik op zijn advies in Londen Parkers standaardwerk ‘Bordeaux 1961-1990’.

Stage lopen bij Torelli

De zoektocht naar goede wijn was gestart. Eerst jaren in Frankrijk en nu in Italië. Met Parker op zak begin je met de Barolo’s en de Barbaresco’s. Maar een goeie Barbaresco is tegenwoordig net zo duur als een goeie Bordeaux. Leuk voor de Kerst maar verder niet zo interessant. Gelukkig biedt Piemonte een scala aan wijnen met een veel hogere genotscoëfficiënt*.

En nu dertig jaar later sta ik op mijn eigen wijngaard. Het zijn er eigenlijk twee, il piccolo e il medio, wie weet komt er ooit nog een grande. Op il piccolo staat Ruchè, maar eigenlijk mag ik het niet zo noemen. Ruchè mag uitsluitend verbouwd worden in zeven dorpjes rondom Castagnole Monferrato. Hier werd de wijn vroeger alleen geschonken tijdens feeëriek verlichte dorpsfeesten. De wijn van de zeven dorpjes drinkt ook als een sprookje; aromatisch, amoureus en divine. Ruchè is totaal anders dan de gespierde Barbera of de frivole Dolcetto.

Derdejaars viti met Frommel 2.0

“Hoe oud zijn je viti nu?” “Eh, ze zijn van 2019, dus twee jaar oud.” “Nee joh, zegt Pierfrancesco Gatto, dan zijn het derdejaars. Dan heb je dit jaar al je eerste oogst!” Ik schok me rot! Ik was alleen nog maar bezig met het maken van een sterke stok. Pas in 2022 of 2023 zou ik voor het eerst oogsten, maar nu al? Daar ben ik nog helemaal niet klaar voor! En ik heb nog geeneens een naam. Wat vindt u van Roucquet? Klinkt in ieder geval divine en amoureus!

*Wijn met een hoge genotscoëfficiënt volgens mijn berekening (genot/€):

Agnes, Frommel en ik (Agnese, Bobo e io)

“Ik wil graag nieuwe wandelschoenen, die bergschoenen zijn me te zwaar. En ik wil dat je een blog maakt over Agnes en Frommel!”

Agnes wordt binnenkort 50. Natuurlijk vraag ik wat zij voor haar verjaardag wil. Je moet niet zomaar met iets aankomen bij Agnes en al helemaal niet met sieraden! De kans dat je dan de plank misslaat is levensgroot. Nee, Agnes houdt graag controle, ook over haar wensen.

Het heeft vandaag de hele dag geregend. Heerlijk! Het scheelt mij urenlang sproeien in mijn nieuwe wijngaard. Agnes heeft me daarbij fantastisch geholpen! Ik boor de ‘buchi’ en zij plant de plantjes. Dat boren deed ik met de ‘trivella’, de motorboor van onze boer Matteo Marconi. Het is loodzwaar werk, maar Agnes heeft het minstens zo zwaar. Gezeten op haar billen schuifelt ze van plantje naar plantje, 500 in totaal. Het is bukken en planten in een onmogelijke houding. Frommel kijkt toe. Die ligt lekker in de schaduw onder een boom.

La trivella e io

Het is koel in huis. Ik doe lekker de haard aan en Agnes heeft geregeld dat wij vanavond kijken naar ‘De beentjes van Sint Hildegard’, een film van Herman Finkers. Herman speelt de rol van een man die gek wordt van zijn vrouw die alles voor hem regelt. Hij doet net alsof hij dement wordt. Op deze manier hoopt hij te worden opgenomen in de Alzheimer kliniek om zo te kunnen ontsnappen aan zijn vrouw. Het is een hilarische film! Agnes buldert het uit op de bank. “Die vrouw ben ik!”, schatert ze van het lachen. Ik denk, dat is mooi. Alle verbetering begint bij bewustwording. Er is dus nog hoop voor mij.

Je moet weten, Agnes heeft twee grote liefdes, mij en Frommel. Daarbij staat ‘FrompiePompie’ onbetwist op de eerste plaats. Afhankelijk van hoe de wind waait ben ik een ‘goeie tweede’, of volg op mijlen afstand. Ik maak me hier niet druk om. Frommel is namelijk een meisje, dus blijf ik stiekem wel de eerste man in haar leven…

Madame e mademoiselle Frommèl

“Pas op, je rijdt bijna in de greppel!” en even later “Kijk uit! Je rijdt op hun weghelft”. We zitten in de auto, want we moeten met Frommel naar Ome Dokter. Ik rij met opzet meer op links. Dat is verstandig bij die Italianen, want die halen je overal in, zelfs over de dubbele streep. Dan is het goed om te laten weten dat jij er ook bent. Bovendien, hoe meer je op links rijdt, des te meer ruimte er is om naar rechts te kunnen uitwijken. En rijd ik keurig op rechts, dan liggen we volgens Agnes dus bijna in de greppel… Er wordt een echo van Frommels blaas gemaakt. Gelukkig is alles goed. Geen enge ziektes, wel een antibioticakuurtje.

Op bezoek bij ome en tante dokter

Agnes heeft nog meer wensen. Een zonnebril. Niet zo’n gewone, het liefst een Tom Ford. Agnes is sowieso niet van dat gewone. Gewone mannen vindt ze niks, nee, ze heeft altijd al een kakker gewild, zegt ze dan. En toen ze mij dus in dat rib jasje in de Witte Aap zag, dacht ze hé, da’s interessant. Ze heeft nog wel twee maanden ‘hard to get’ gespeeld, maar de uitkomst was onvermijdelijk. Die kakker zou het worden. En ik moet zeggen, ik ben daar best in mijn nopjes mee.

“Wist je al dat ik van je hou?”, klinkt mij altijd als muziek in de oren. Zo veel beter dan “Hou je nog wel van me?” Met zo’n zeurvraag komt Agnes nou nooit. “Ik ook van jou!” antwoord ik dan. Die reminder staat ook in mijn overhemden genaaid. Slim van Agnes. Zo kan ik het nooit vergeten! En ik vergeet nogal eens wat. Daar is ze dan weer minder blij mee. En handig ben ik ook niet echt. Agnes komt dan vaak met goeie raad. “Oh fantastisch, als ik jou toch niet had!”, verzucht ik dan. En als ik dát vergeet te zeggen, souffleert Agnes; “wat zeg je dan…, als ik jou toch niet had!”

Vandaag is Agnes vieftig. Mien wief heb er zin an. Ze werd gekroand door Mem tot de orde van Sara, met ‘n kroon in heur haar. Ze hebt niks met zo’n pop, maar ze gedoogd de kroon. Ik ben trots op mien wief. Het is ‘n superwief en ik vraag haar zowaar “Wist je al hoe veel ik van je hou?”

❤️

Lentehuisje (2) / Casa di primavera (2)

Piet en Anneke aan het melken in de wei en de logeerboerderij

“Daar woonden Piet en Anneke!” Ik wijs naar een voorname boerderij op de hoek van de Grindweg en Alberdalaan. “Daar logeerde ik met mijn broertje, het was maar twee weken, maar het leek een hele zomervakantie!” Het mooiste was de hooischuur, daar kon je meters hoog van de hooiblokken naar beneden springen. We beleefden hier onze eigen Wilde Westen. Veel spannender dan de schietpartijen van de woensdagmiddag tv.

Op de melkkar van ome Appie

We zijn in Nijeberkoop, vlak bij Oldeberkoop, in het zuidoosten van Friesland. We zitten daar in ons tweede lentehuisje. Mijn ouders hadden hier in de jaren ’60 ook een vakantiehuisje. Het lag aan een betonweg richting het Tjongerkanaal. “Voorbij het kanaal spreken ze Fries, daar kun je ze niet meer verstaan”, zei mijn vader altijd. Dat was voor ons het einde van de wereld. We lagen in de zon aan de kade en keken uit over dat vreemde land. We zijn de Tjonger naar mijn weten, nooit over geweest.

Akela voorop

Maandag worden onze fietsen gebracht. Wij huren bij Hulzinga, een soort Benny Jolink van twee meter met witte manen. Ik zie veel meer van dit soort Vikingen hier. Waarschijnlijk zijn ze meegekomen met de keien van de laatste ijstijd. Zelf vindt Viking Hulzinga fietsen maar niks, maar de zaken lopen goed, ook nu met de corona. Ik ben ook geen fietser. Ik loop alles. Agnes fietst veel beter. Zij gaat dan ook voorop. Ik heb de ‘Akela’ maar te volgen. Soms is ze nog slechts een rode stip op de horizon. Ouderen op de elektrische fiets schijnen het nieuwe gevaar op de weg te zijn. Het zadel staat vaak te hoog. Bij het wegrijden wil dat nog wel eens fout gaan. Zelfs bij onze Akela. Gelukkig landt Agnes op haar rug in een zacht bed van konijnenkeutels.

Er is weinig veranderd aan het landschap. Het westen van Friesland is mooi maar alleen vanaf het water, het land is daar efficiënt en saai. Hier in het Zuidoosten is veel meer afwisseling. Grazige groene koeienweiden grenzen aan bos, vennen en heide. Enorme melkveehouderijen grenzen aan biologische boeren in het bos (www.boereninhetbos.nl). Boerenwegen worden geflankeerd door statige eiken-allees. Majestueuze rode beuken verraden voorname hoeves.

We komen nauwelijks auto’s tegen. Vooral boeren op grote tractoren. En overal wordt gras gemaaid. Het is als in Piemonte. Onze fietstochten voeren ons van Egypte naar Frankrijk en van Canada naar Moskou. Deze gehuchten zijn nog steeds in Friesland, maar de grens van Drenthe en Overijssel is vlakbij. De crises wordt zo voor ons een vakantie in eigen land. En schijnt de zon niet, dan spelen we binnen het Elfstedenspel. Ik win elke keer, mijn zonen zijn kansloos. Tja, als je de vier S’en uit Noorwegen* niet kent…

(*) Stensen, Sjobrend, Storholt, Stensschemmet

Lentehuisje (1) / Casa di primavera (1)

‘Ja, dat klopt, mensen zijn blij dat we gewoon open zijn, dat biedt toch een beetje troost’. Banketbakkerij Jan de Groot, tegenover Den Bosch CS, is de enige winkel in de straat die deze zaterdagmorgen open is. Voor de zaak staat een keurig rijtje op gepaste afstand. Verder is er, op een zwerver na, geen hond op straat. Met een doos ‘echte Bossche bollen’, loop ik voldaan weer naar mijn auto. Gewoon nog steeds voor €2,40 per stuk. Geen geld eigenlijk.

Vanaf Den Bosch rijd ik naar Vught. In de hal van de flat doet mijn moeder de deur open. Ik had net de verse asperges op de deurmat gelegd. We zwaaien en ik ben snel weer weg. De asperges komen van de familie Leyten, aspergeboer in Alphen. Al jaren is iedereen van ‘t Muldersnest daar vaste klant. De zaken lopen goed. Ook hier was een zigzag-rij tot op de straat.

Zigzaggen voor asperges

‘t Muldersnest is een familiehuisje midden in het bos. Door de bomen heen kun je de Regte Heide zien. De Keltische grafheuvels getuigen van culturen van ver voor Christus. Op ons terrein ligt ook zo’n grafheuvel. Een paar jaar geleden hebben we daar Tante Nini begraven. Het huisje was heel lang van haar alleen. Mijn vader mocht er twee weken per jaar op vakantie met ons. Als kind kan ik me nog goed herinneren dat er een stoffige weg dwars door het terrein liep. Op oude kaarten is de weg nog te vinden. Tante vond dat maar niks. Sluw als ze was, sloot ze de toegang af met prikkeldraad en vogelwal. Niemand heeft het pad ooit gemist. Vijftig jaar later is het volledig in het bos opgegaan. Alleen als je het weet, kun je het nog traceren. Echter, ‘het recht van overpad is inmiddels ruim verjaard’. Je hoort het Mr. Frank Visser zeggen…

Het recht van overpad is inmiddels ruim verjaard

Vandaag zitten we al weer drie weken in ’quarantaine’ op ‘t Muldernest. We zijn terug in de jaren 50. Er is geen televisie en geen afwasmachine. In de keuken kan elk moment Swiebertje binnenkomen. Natuurlijk hebben we wel WiFi en Facebook, maar we maken er eigenlijk weinig gebruik van. De crises gaat ons grotendeels voorbij. Zoals zo velen leven we ons uit op de meest heerlijke gerechten. Gisteren nog een poulet de Bresse van de Sligro met morilles en vin jaune. Vandaag een lunch met asperges, zalm en oeufs Benedict.

De keuken van Saartje

De vraag naar mondkapjes neemt niet af. Agnes heeft er nu zo’n 100 genaaid. Maar dit wordt nu wel de laatste lichting. Het wordt tijd om weer toilettasjes te maken en vooruit te kijken. De meeste dramatische voorspellingen van de specialisten komen gelukkig niet uit. Toch ziet het er naar uit dat we voorlopig niet naar Italië kunnen. Zeker zolang Frankrijk dicht zit. Het is opvallend dat bij de katholieken het glas half leeg is en bij de protestantse landen half vol. Dat zou je toch niet verwachten.

Dat de slimme Hollandse aanpak beter blijkt dan de Belgische is daarentegen weer geen verrassing. Afgelopen vrijdag was mijn vriend Wim op bezoek. Hij woont hemelsbreed vier kilometer verderop in Poppel, België. Zijn Duitse vriendin mocht niet mee, want alleen Wim heeft een werkvergunning voor Nederland. Zijn dochter kon wel mee, maar niet terug naar België. Onzinnig allemaal, maar het kwam niet slecht uit. De vrijmibo met de jaarclub via Zoom was toch niet aan de dames besteed. Wim gaat volgende week trouwen voor de wet. In België. Dat kan nog wel. Hij wil dat met kreeft vieren. We zijn niet enthousiast. Kreeft moet je in juli eten.

Wim en Anton aan het Zoom-en

Andrà tutto bene (Alles komt goed)

‘Ik geloof dat als de crises voorbij is, Europa een enorme uitbarsting van vreugde zal beleven. De euforie zal te vergelijken zijn met de viering van het einde van W.O. II’. Aan het woord is de 93-jarige Franco Ferrarotti, een alom gerespecteerd socioloog die diverse rampen heeft mogen meemaken. Zijn collega psycholoog Gianluca Castelnuovo denkt er net zo over: ‘Er ontstaat een unieke saamhorigheid onder de mensen. Zodra de crises voorbij is zal iedereen met hernieuwde kracht weer aan de slag gaan en het leven uitbundig vieren’.

Het is nog even moeilijk voor te stellen. We volgen de ontwikkelingen in Italië, en in het bijzonder van ons dorpje Ponti, natuurlijk op de voet. Regelmatig spreekt de burgemeester in een video zijn 632 inwoners toe. Ponti is nog virusvrij en dat wil hij graag zo houden. De twee kruideniers, slager en apotheek worden voldoende bevoorraad. Het ziekenhuis in Acqui Terme is vol. Er is geen reden om Ponti te verlaten. Iedereen is gewaarschuwd, je kunt bij ziekte nergens meer terecht.

Onze Zwitserse vriend René stuurt ons video’s van het verlaten dorp.

Hij mag naar buiten met labrador Zamba. René is bijna 80, maar we maken ons geen zorgen om hem. Hij was ooit een semi-profwielrenner en loopt nog als een gems. Veel oudjes redden het echter niet, vooral in de Povlakte vallen ze bij bosjes om. Jongeren hebben andere zorgen. Daria kan haar vriendje niet meer zien. Die zit vast in Torino. Alsof een oude Berlijnse muur ze scheid. Skypen biedt uitkomst en vermeerderd het verlangen, naar elkaar en betere tijden. Zestig miljoen Italianen sluiten hun berichten af met #andràtuttobene (#alleskomtgoed)

Hier binnen ruist de naaimachine. Agnes heeft een nieuwe hobby. Eerst naaide ze toilettasjes, nu naait ze mondkapjes op bestelling. Niet dat ze 100% veilig zijn, maar in elk geval een stuk vrolijker dan die witte ziekenhuiskapjes. En mocht het toch misgaan dan is het geruststellend om te weten dat ons lichaam tien keer zo slim is in het vernietigen van dat virus dan de hele biotech industrie bij elkaar.

Nauwlettend houden we met de rekenmachine in de hand, de statistieken in de gaten. Zodra de exponentiële groei vertraagd, schijnt er licht aan het eind van de tunnel. Dat punt is nog lang niet bereikt. Niet in Italië en al helemaal niet in de rest van Europa. Maar het gaat gebeuren, vroeg of laat en hoe langer het duurt, hoe meer gelijk Ferrarotti zal krijgen. Italië wijst ons de weg. Niet bij Alkmaar, maar in Cordonia begint de Victorie!

De ‘Roaring Twenties’ staan voor de deur en niets en niemand houdt ze tegen.

Monte Rosa?

“Quello? Quello è il Monte Bianco”, zegt Gerardo. Gerardo is de vader van onze buurman Elton. Gerardo is mijn voorbeeld Italiaan, zelfverzekerd, mooie snor. Bij Gerardo schijnt altijd de zon.

Ik heb hem net gevraagd of hij weet op welke bergen wij uitkijken. Gerardo zal het toch wel weten. Hij woont hier al zijn hele leven. Toch twijfel ik. Mijn kompas wijst naar het Noorden. Dat wijst eerder op het Monte Rosamassief of de Cervino. De Mont Blanc is toch meer naar het Noordwesten. Maar wie ben ik om te twijfelen aan het oordeel van een geboren en getogen residente da Ponti?

Uitzicht Ponti

Toch vind ik geen rust. Het is nu al onze derde zomer in Ponti. Het is één van die zeldzame kristalheldere dagen in augustus. Tussen twee heuvels doemen de sneeuwtoppen weer op. Nog steeds kan ik mijn gasten geen zekerheid geven. Ik besluit dat ik zo’n zomer niet nog eens wil meemaken. Ik overleg met Agnes en ze vindt het een goed idee. We rijden er naar toe!

Zo gezegd zo gedaan. Agnes boekt twee nachten aan de voet van de Monte Rosa. Twee dagen later zitten we in de auto op weg naar Gressoney-La-Trinité. Onderweg houden we het gebergte zo goed als mogelijk in de gaten. Als we de autostrada verlaten zijn de sneeuwtoppen inmiddels volledig uit zicht. Het blijft spannend. We moeten nog 40 kilometer het Walsertal in. Het is een merkwaardig dal. We zijn nog steeds in Italië, maar de plaatsnamen zijn Frans of Duits.

Anton op de Birckenstocks

Rond vier uur arriveren we bij Residenza Le Marmotte in Staffal op 1.820 meter. Agnes heeft het perfect geregeld. Verder in het dal kunnen we niet. De weg stopt voor onze deur. We pakken uit en genieten nog een kwartier van de zon. Dan koelt het rap af. Na vier maanden nemen we afscheid van de Birkenstocks en trekken de Meindls aan. De zon schijnt nog op de besneeuwde toppen. Ze zien er anders uit, maar dat is logisch, bedenk ik. Morgen verder op onderzoek!

Ik heb Agnes wel eens vaker de bergen ingelokt. Niet altijd met succes. Stijgen gaat wel, zij het onder luid protest, maar met dalen heeft ze veel moeite. Het moest dus een lichte wandeling worden. Uiteindelijk lukt het me toch om haar voor een ‘medium’ wandeling te strikken. Per slot van rekening moet ik zelf ook een beetje aan mijn trekken komen. Tact is vervolgens van levensbelang. Bij de eerste klachten over te steile paadjes moet ik niet direct opgeven. “Voorbij de boomgrens wordt het altijd vlakker” maak ik Agnes wegwijs.

Agnes is moe

Na drie uur bereiken we een uitgestrekte alpenweide. Hier heerst het rijk van de Marmotten. Met scherpe fluitsignalen kondigen ze onze komst aan. Op enige afstand ontwaar ik een berghut. “Ga jij maar”, zucht Agnes, “ik kan niet meer”. Tijd om mijn tweede troef te spelen, en ik roep: “Achter de hut is het Lago, daar kan Frommel lekker zwemmen!” Binnen een kwartier genieten we samen van een zuppa di gulash in het ‘Adler’s Nest’. Het nest biedt prachtig uitzicht op diverse sneeuwtoppen van de Monte Rosa. Ik maak wel 30 foto’s. Ik twijfel. Soms lijkt het op ons uitzicht vanuit Ponti, dan weer niet…

img_0234

De volgende ochtend zitten we aan de koffie bij het barretje om de hoek. We genieten nog na van de wandeling, maar ik heb nog steeds geen zekerheid. Ik laat mijn wazige ingezoomde iPad foto van ons uitzicht in Ponti aan het personeel zien. “Sorry, I don’t know for sure, but Alessandro knows and he will be here in a few minutes”. Vijf minuten later arriveert Alessandro. Naast bareigenaar, is hij berggids en reddingswerker. Hij heeft zo meteen een klimexamen maar heeft wel even tijd om naar mijn scherm te kijken. Met kloppend hart toon ik hem de foto. Alessandro herkent de silhouetten van de bergkammen direct. “On the left is Castore, in the middle the two Lyskamms and on the right the Gnifetti peak. Behind that peak you can see the Dufourspitze”. Ik ben met stomheid geslagen. Hij beschrijft het complete Monte Rosamassief! Zeer voldaan rijden we terug naar Ponti, nog 200 kilometer….

aeb09345-ca6f-4818-b012-79b05f939969 

La Porta della Zia Nini (De deur van tante Nini)

La porta della zia Nini

Al twee jaar zeul ik een deur achter me aan. Het is een erfstuk, dus daar moet je iets mee. Het loodzware gevaarte komt uit het appartement van tante Nini. Tante is de ongetrouwde oudere zus van mijn vader. Frankje mocht studeren, Nini niet.

Tante Nini
Tante Nini

Vaak was ze zuur en kribbig. Ze was lerares op een basisschool, maar had volgens mij een pesthekel aan kinderen. Ze sloeg ze ook. Dan gingen die ouders zeuren bij het schoolhoofd en kreeg ze een reprimande. Maar als kind waren wij nooit bang van Tante. Rond Sinterklaas verheugden we ons altijd op haar komst. Ze hoorde erbij. Ik vond dat ze groot gelijk had dat ze die mormels af en toe een draai om de oren gaf. Mijn vader deed dat ook bij ons…

Tante is niet meer. Ze heeft de gezegende leeftijd van 94 bereikt. Ze had alles aan het Wereld Natuur Fonds kunnen nalaten maar dat deed ze niet. Ze was uit traditioneel hout gesneden. Haar vermogen had ze geërfd van haar vader en ze vond dat alles ook weer doorgegeven moest worden aan diens kleinkinderen, ook al waren die dan van haar broer.

Dr. van Praag
Dr. van Praag

Zo kwam La porta della zia Nini bij mij terecht. Tante had de deur ook al haar hele leven achter zich aan gesleurd. Molenaars bewaren alles. Oorspronkelijk was het de voordeur van de praktijk van haar grootvader Dr. van Praag (1864-1948), de huisarts van Wassenaar aan het Dorpsplein. Alles bij elkaar voldoende reden om tantes deur met egards te behandelen, hoe lomp en zwaar die ook is.

Ook al is het een onding, hij is wel mooi, met sierlijk snijwerk en ornamenten. Als voordeur is die anno nu echter niet meer geschikt. Met slechts 193 cm in lengte, past hij nergens meer. Tante heeft de deur in haar Turnhoutse appartement uiteindelijk zelfs tot kastdeur moeten degraderen.

Wij hadden goede hoop dat hij in Italia wel zou passen. Italianen zijn een maatje kleiner en onze boerderij in Piemonte moest behoorlijk verbouwd worden. Alle ramen en deuren moesten worden vervangen. Maar zelfs de plattelandsmaten bleken hier te groot. Ons zwembad bood uitkomst. Het is een voornaam bad geworden en daar past een voorname toegangspoort bij. Vanaf de schuur opent zich nu La Porta, waarna een zwevende trap toegang geeft tot La Piscina. Een waardige bestemming voor de deur uit het dorp met de wassende maan.

6ff899d5-ec2c-4588-a73b-75618d1a14d6

I miei barbatelli!

‘Wilt u niet liever 200 stokken?’ Alessandro staat in het gezellige kantoortje met de telefoon in zijn hand. Hij wil zijn vader Pierfrancesco Gatto nog wel even bellen of er nog barbatelli te koop zijn. Het is al mei en de meeste wijnboeren hebben hun barbatelli al in de grond.

Barbatelli hebben niets met Barbapapa en Barbamama te maken, behalve dan dat het kleine babywijnstokjes zijn. Pierfrancesco koopt er jaarlijks 1.000 om dode en slechte ranken te vervangen. Een paar maanden geleden hadden we flink wat wijn bij hem gekocht. Na al haar moed verzameld te hebben, vroeg Agnes hem of we via hem ook wijnstokken konden afnemen. ‘Geen probleem, of ik er nu 1.000 of 1.100 koop, dat maakt niet uit’.

etiket gatto
Een etiket van azienda Gatto van wijlen kunstenaar Carlo Carosso uit Asti

Ik was er even stil van. Ongelooflijk, we hadden elkaar nooit eerder ontmoet, maar niets van achterdocht. Niks van, wat moeten die Hollanders daar mee? Of, dachten jullie dat ik zo maar laat weten waar Abraham de mosterd haalt? Ik vraag me nog steeds sterk af of een Franse wijnboer ook zo behulpzaam zou zijn geweest.*

Bescheiden blijven nu. Meer dan 100 stokken durfde ik dan ook niet te vragen. ‘Wilt u niet liever 200 stokken?’ vraagt Alessandro. Het klonk als muziek in mijn oren. Inmiddels had hij zijn vader aan de lijn. ‘Kunt u ze vanavond om 21.00 uur afhalen?’.

De belangrijkste stap voor mijn wijngaard was gezet. Het basiskapitaal is verzekerd! Nu nog even de tijd overbruggen. Voldaan togen Agnes en ik naar het dorpsplein. Voor ons drentelde Toby, de beagle van azienda Gatto. Dat was niet de bedoeling. Slim had Toby misbruik gemaakt van het openen van de poort. Onze goedzak Frommel fungeerde als lokaas en speelde ‘hard to get’, na enige vluchtpogingen van Toby, hadden we hem ingerekend. Het was het minste wat we konden doen!

Voor het inrichten van de wijngaard heb ik verschillende ‘consiglieri’. Een consigliere associeer ik altijd met Robert Duvall in zijn legendarische rol als consigliere in The Godfather. Het betekent in het Italiaans gewoon adviseur. Luca van Isolabella della Croce, heeft twee pezzi op ons terrein aangewezen die zeer geschikt zijn voor mijn wijn. Matteo Marconi is niet alleen mijn adviseur maar helpt ook nog mee. Hij is onze superbuurboer die ons land bewerkt. We hadden net met Matteo een nieuw contract afgesloten voor vijf jaar met een soort pachtsom, maar die wordt nooit uitbetaald. Zijn hulp in natura is mij vele malen meer waard!

Voordat de stokken de grond in gaan, moet er eerst diep geploegd worden. Na een dag werk, heeft de bulldozer het hele stuk anderhalve meter diep omgeploegd. Nu moeten de ‘buchi’ geboord worden. In dit geval flinke gaten van een meter diep.

Matteo boort en ik leg de lat telkens 85 centimeter verder totdat we 200 buchi hebben. Tegen de avond begin ik met het planten van de stokken. Agnes wil alleen verder helpen als ik sneller plant. Ze vindt me te veel een Pietje Precies en het begint wat te regenen.

‘Als de stokken erin zitten, hoef je voorlopig niks meer te doen, alleen om de drie à vier dagen water geven’ zei Matteo. We zijn bijna klaar met planten en het regent pijpenstelen. Het houdt maar niet op. Normaal is dat genoeg voor een sombere dag. Vandaag niet, ik ben kletsnat maar voor mij schijnt de zon!

*Daarbij komt, dat ik niet om een gewone Chardonnay- of Barberadruif vroeg, maar naar het zeldzame druivenras Ruchè. Er zijn maar zeven dorpjes rondom Castagnole Monferrato die Ruchè op het etiket mogen zetten. Buiten dit gebied is het verboden en als je toch Ruchè wil maken, moet je het wel een andere naam geven. Suggesties zijn welkom!

file3-1.jpeg
Ruchè of Rouchet of ?

 

Vorremmo giocare a bridge (We willen graag bridgen)

“Possiamo giocare a bridge?” Ik heb het minutieus uit het hoofd geleerd. Agnes, die veel beter Italiaans spreekt, heeft me met deze zin vooruit gestuurd. Ik verdenk haar ervan, dat ze al door had dat er iets mis was met onze reservering.

Het begon al met het adres. Het zou ergens aan de Po zijn, in Torino. Het adres op de flyer was echter een kale vlakte met bulldozers. ‘Typisch Italiaans”, foetert Agnes. En dat op 6 januari, het feest van la Befana! Naast de drie koningen komt in Italië ook nog een heks op een bezemsteel langs, compleet met roetvegen. Ze doet denken aan Madam Mikmak en geeft aan lieve kinderen cadeautjes, stoute krijgen steenkolen. Allora, wij zouden dus ‘torneo della Befana’ gaan spelen.

img_3372.jpg
De flyer met foutief adres

Na een beetje rondvragen vonden we de locatie, een kilometer verderop in een geheel andere straat. “Is er dan misschien een paar uitgevallen?”, vragen wij nog vol verwachting. Wat dametjes in bontjassen kijken ons vragend aan. Kennelijk niet. Het chaotische bestuur deed ook niet echt zijn best om ons welkom te doen voelen. “Andiamo”, meldt Agnes, “tijd om te gaan”.

Gelukkig hadden wij nog een troef achter de hand! In hartje centrum zou ook nog een bridgeclub moeten zitten. Ook hier was het een tijdje spoorzoeken door de enorme stadsmenigte rondom Via Roma, maar ons geduld werd beloond. Op Piazzetta Giuseppe Luigi LaGrange staan we voor een voornaam gebouw.

93a530dc-059d-40ef-8674-a3785597aa2e
Piazzetta Giuseppe Luigi LaGrange 1, Torino

Op één van de goudkleurige naamplaatjes staat ‘Idea Bridge’. We bellen aan en er wordt subito opengedaan! Op de tweede verdieping betreden we een oude Heerensociëteit. Het parket kraakt, er wordt druk gespeeld. Antonio verlaat zijn speeltafel om ons welkom te heten met een caffè. “Ah, siete Olandesi*, bienvenuti!, In 1981 heb ik nog met Carol van Oppen gespeeld!”

Impressie Idea Bridge Torino

We zijn direct verliefd op deze bridge sociëteit. De rookkamer ruikt heerlijk en nodigt uit om een sigaar op te steken. We zouden hier dolgraag bridgen, maar Torino is vanuit Ponti net te ver. Andrea, de zoon van Antonio, helpt ons verder op weg. Hij heeft goede contacten met de bridgeclub in Alessandria. Daar geeft zijn moeder les en wordt de club gerund door Paolo.

Een week later melden wij ons in Alessandria. Geen parketvloeren hier, maar een prima clubhuis met dito bar en, joepie, birra alla spina. Paolo komt achter het bridgeschot** vandaan en omhelst ons alsof we elkaar al jaren kennen. Het gaat nu echt gebeuren, voor ‘t eerst een bridgedrive in Italia!

img_3847.jpg
Bridgezaal Circolo Europa Alessandria

Aan tafel gaan we al snel op in het spel. Klaveren zijn hier Fiori en een Boer is il Fante, maar verder maakt iedereen zich druk om dezelfde groot- en kleinigheden. Na de laatste tafel zijn we natuurlijk toch benieuwd naar de uitslag. Dat is hier een hele happening. Elk spel wordt omgeroepen en ingevoerd, een beetje zoals bij het Eurovisie Songfestival. Halverwege begonnen onze harten sneller te kloppen. We stonden bovenaan! Zelfs ik verstond het Italiaanse geroezemoes; “Die Olandesi zouden toch niet…” Na wat ‘zero points’ zakten we alsnog naar een verdienstelijke zevende plaats. Dat leek ons als prille gast ook wel zo gepast.

*Italiaanse bridgefanaten hebben veel respect voor het Nederlandse Bridge. In de jaren 60 en 70 was het Italiaanse Blue Team met spelers als Giorgio Belladonna en Benito Garozzo onverslaanbaar. Toen het Rotterdamse duo Hans Kreijns en Bob Slavenburg als eerste Nederlanders in 1966 wereldkampioen werden, was dit dan ook een regelrechte sensatie.
In 1993 en 2011 won Nederland de prestigieuze Bermuda Bowl.

**Topspelers spelen achter een schot, om te voorkomen dat partners ongeoorloofde signalen uitwisselen.

Terug naar Kralingen (Ritorno a Kralingen)

‘Mooi beest zeg, wat is dat voor ras?’ In het centrum van Rotterdam was dit een veel gestelde vraag. ‘Een Franse Basset’, antwoordde ik dan, of, als ik er echt zin in had, ‘Een Grand Basset Griffon Vendéen, mevrouw!’ In Kralingen wordt deze vraag nooit gesteld. Het wemelt hier van de Bassets.

img_0113-e1541667874372.jpg
Mademoiselle Frommèl

Onze Grand Basset heet Frommel. Frommel is een mensenvriend, geen dierenvriend. Laatst kwam een enthousiaste Petit Basset op haar af. Zoals wel vaker, wordt zo’n hondje dan totaal genegeerd. ‘Ze is soms wat snobberig’, excuseerde Agnes onze Madame de Pompadoer. ‘Ach, dat past wel in Kralingen’, zei de mevrouw. ‘Als we ‘t zelf maar niet worden!’ Frommel voelt zich thuis tussen het ‘oud geld’. Ze is nu eenmaal als kakhondje geboren, dat kun je haar moeilijk verwijten. Net als ‘oud geld’, daar kan je ook niks aan doen.

De Oude Dijk fungeert als de Laan van Meerdervoort in Den Haag, de scheiding tussen het Veen (geen geld) en het Zand (veel geld). Ten zuiden lijkt Kralingen op het Oude Westen. De Vlietlaan doet aan de Nieuwe Binnenweg denken. Ook hier is met Jordy’s Bakery het proces van gentrificatie onherroepelijk ingezet.

Verder naar het oosten zijn de studentenpanden op de Avenue en de Voorschoterlaan. En de Lusthofstraat. Als student kocht ik daar in de jaren 80 mijn halfje bruin bij bakker Van Duijn. Nog steeds het lekkerste brood dat ik ooit geproefd heb. Helaas, Van Duijn bestaat niet meer. Klootwijk heeft het wel overleefd. En gelukkig is slager Van Linschoten er ook nog. Naar zijn winkel gaan, is telkens weer een feest.

Uitzicht achtertuin
Achtertuin

Tot nu toe bevalt Kralingen prima. Ik mis alleen de Witte de With. Ik weet, het is maar vier metrohaltes naar de Schouw, maar toch, dat doe je niet elke dag. Onlangs zijn we op verkenning uit gegaan. Ik had wat tips van Leo gekregen. Leo ken ik uit de politiek. Hij was fractievoorzitter van een grote linkse partij.  Ik van een nog veel grotere rechtse partij. Na de raadsvergadering nam ik hem een stuk serieuzer. Dan was het zaak wie het eerst bij de bar was. Meestal won hij. Zo kwamen wij in Het Rijk van Kralingen terecht. Een absolute aanrader. Voelt als het Riddertje op de Mauritsweg toen Martin daar nog de scepter zwaaide. En Neubourg op de tap, ook al zo’n aanrader.

Mecklenburglaan 11
Mecklenburglaan 11

Terug lopen we langs Mecklenburglaan 11. Het ouderlijk huis van mijn moeder viert Halloween. Het maanlicht schemert op de plas. Thuis bekijken we de oude filmrolletjes die we nu ook digitaal hebben. Het is negen maart 1957. Mijn vader rijdt voor, in de koets. Op de achtergrond zie je de Kralingse Plas. Daar kijken we nu op uit. Eigenlijk voelt het heel vertrouwd allemaal.